Een exclusieve autoclub in China zorgt voor verdeeldheid. De leden pronken met hun rijkdom en zijn het toonbeeld van ongelijkheid in de maatschappij.
Wil je lid worden van de Sports Car Club (SCC) in China, dan moet je meer doen dan alleen de jaarlijkse contributie van ruim 1.200 euro ophoesten. Je moet tevens beschikken over een luxe sportwagen.
Maar ook daar zijn eisen aan verbonden. Een Porsche 911 van 170 duizend euro is echt het minimum, maar liever bezit je een Bugatti Veyron van meer dan 1 miljoen euro.
Eén afdeling van de SCC heeft de eisen zelf opgehoogd: je auto moet duurder zijn dan de Porsche Carrera GT, die ruim 600 duizend euro kost.
Rijke zoons en dochters
De SCC is in 2009 begonnen als een vereniging voor liefhebbers van dure
sportwagens. Maar inmiddels is het beeld van de club in China behoorlijk
veranderd. De SCC staat voor exorbitante rijkdom en corruptie, schrijft
zakensite Business Insider.
Van de ongeveer 1500 leden is 30 procent ondernemer, Chinezen die het door
hard werken en slim opereren ver hebben geschopt. De rest van de club
bestaat uit zogenoemde 'tweede generatie rijken', de nakomelingen van
zakenlui die alles in de schoot geworpen krijgen. Ze zijn niet te beroerd om
te pronken met hun rijkdom, en dat stuit veel Chinezen tegen de borst.
"Met mijn huidige inkomen, kan ik SCC-lid worden over duizend jaar. Maar
alleen als ik niks eet, drink of uitgeef in die duizend jaar", schreef
een gebruiker van Weibo, de Chinese variant van Twitter.
Kloof arm en rijk
De SCC laat zien dat de kloof tussen arm en rijk groot is in China. De
maandelijkse contributie is bijvoorbeeld bijna het dubbele van wat de
gemiddelde inwoner van Peking verdient in een jaar.
Die kloof blijkt ook uit de zogenoemde Gini-coëfficient. Dat is een maatstaf
die nul aangeeft als alle inwoners in een land precies hetzelfde verdienen,
en op 1 staat als slechts één persoon al het inkomen van het land ontvangt.
In China lag het Gini-cijfer vorig jaar volgens officiële bronnen op 0,47. Maar onderzoekers van een Chinese universiteit schatten dat de werkelijke waarde van de coëfficient op 0,61 ligt. Volgens de Wereldbank is een Gini-coëfficient van boven de 0,4 in arme landen een voorbode voor sociale onrust.
Ter vergelijking, de coëfficient van Nederland bedroeg in 2008 0,29 en die van de VS 0,38.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl